Custom Search

Jul 17, 2007

EU position on Harm Reduction in Dutch


COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 18.4.2007
COM(2007) 199 definitief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD

betreffende de implementatie van de aanbeveling van de Raad van 18 juni 2003 over de
preventie en beperking van gezondheidsschade die samenhangt met drugsverslaving


INHOUDSOPGAVE
1. ACHTERGROND........................................................................................................3
2. METHODOLOGIE – GEGEVENSVERZAMELING................................................ 3
3. BELANGRIJKSTE UITKOMSTEN DIE MET DE IMPLEMENTATIE VAN DE
AANBEVELING VAN DE RAAD VERBAND HOUDEN....................................... 4
4. CONCLUSIES .............................................................................................................9
5. FOLLOW-UP VAN DE AANBEVELING VAN DE RAAD VAN 2003................ 10
TECHNICAL ANNEXES........................................................................................................ 13
5.1. ANNEX I – Abbreviations and technical terms used ................................................ 13
5.2. ANNEX II – Figures .................................................................................................. 14


1. ACHTERGROND
Op 18 juni 2003 aanvaardde de Raad een aanbeveling betreffende "de preventie en beperking
van gezondheidsschade die samenhangt met drugsverslaving"1. Het doel van de aanbeveling is
om het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen ("drug-related deaths" ofwel DRD's) en
drugsgerelateerde gezondheidsschade te beperken door de lidstaten te stimuleren om
antwoorden en strategieën op te stellen en te ontwikkelen om drugsgerelateerde schade te
voorkomen en te beperken. Dit gevoel van urgentie werd in de drugsstrategie van de EU voor
2005-2012 en het actieplan van de EU voor 2005-2008 herhaald.


De aanbeveling omvat drie hoofdpunten voor maatregelen van de lidstaten:

(1) preventie van drugsverslaving en vermindering van de ermee samenhangende risico's
tot een doelstelling van het volksgezondheidsbeleid maken en daartoe alomvattende
strategieën ontwikkelen en uitvoeren;

(2) de incidentie van drugsgerelateerde gezondheidsschade (zoals hiv, hepatitis B en C, en
tuberculose) en het aantal DRD's aanzienlijk terugdringen, door middel van 13
subpunten die betrekking hebben op schadebeperkende diensten en faciliteiten (bijv.
distributie van injectiematerialen, vaccinatie, behandeling, informatie en scholing);

(3) een goede evaluatie ontwikkelen ter verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van
drugspreventie en drugsgerelateerde gezondheidsrisico’s terugdringen, door middel
van 9 subpunten die betrekking hebben op kwaliteitsgarantie, monitoring en evaluatie
van programma’s.


De aanbeveling verwacht binnen twee jaar na goedkeuring ervan terugrapportage van de
lidstaten over de implementatie van bovenstaande punten en nodigt de Commissie uit om een
verslag op te stellen.

Het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) publiceert
jaarlijks een verslag over de toestand van het drugsprobleem in de EU, met inbegrip van
informatie over DRD’s en drugsgerelateerde infectieziekten, zoals hiv/aids en hepatitis.


2. METHODOLOGIE – GEGEVENSVERZAMELING

Dit verslag is op twee hoofdbronnen gebaseerd.

Om te beginnen vroeg de Commissie de lidstaten in 2005 om verslag uit te brengen over de
stand van zaken betreffende de implementatie van de aanbeveling van de Raad.
Bovengenoemde informatie werd vervolgens verwerkt door het Trimbos-instituut, een
onafhankelijk onderzoekscentrum op het gebied van geestelijke gezondheid en verslaving, dat
de opdracht had gekregen om een achtergronddocument te schrijven ter voorbereiding van dit
verslag. Het achtergronddocument bevat gedetailleerde informatie over het beleid en de
praktijken die er in de verschillende lidstaten bestaan voor de preventie en beperking van
gezondheidsschade die samenhangt met drugsverslaving, alsmede een overzicht van de
huidige situatie met betrekking tot de effectiviteit van schadebeperkende interventies2.


3. BELANGRIJKSTE UITKOMSTEN DIE MET DE IMPLEMENTATIE VAN
DE AANBEVELING VAN DE RAAD VERBAND HOUDEN

3.1. Aanbeveling punt 1 – Schadebeperking als een doelstelling van het
volksgezondheidsbeleid

In alle lidstaten is de preventie en beperking van drugsgerelateerde schade een duidelijk
omschreven doelstelling van het volksgezondheidsbeleid op nationaal niveau. In dit proces
speelde de aanbeveling een belangrijke rol, met name in het merendeel van de landen die in
2004 lid van de EU werden.

De lidstaten hebben tevens een verwijzing naar de aanbeveling van de Raad opgenomen in de
EU-drugsstrategie voor 2005-2012.

3.2. Aanbeveling punt 2 – Schadebeperkende diensten en faciliteiten in de lidstaten
Alle lidstaten, waarvan sommige in mindere mate, hebben schadebeperkende diensten en
faciliteiten opgericht.

De gegevens die ten behoeve van het achtergronddocument werden verzameld, geven een
goed overzicht van de beschikbaarheid van diensten en faciliteiten in de lidstaten.

• Schadebeperkende faciliteiten en diensten in de lidstaten

Alle lidstaten hebben het beleid geïmplementeerd om drugsgebruikers voorlichting en
begeleiding te bieden. Andere maatregelen inzake informatie, educatie en communicatie
(IEC) zijn telefonische hulplijnen en een grote variëteit aan voorlichtingsfolders, die voor
drugsgebruikers in alle landen beschikbaar zijn. Tweeëntwintig landen maken gebruik van
websites en sommige hebben zelfs instrumenten voor internetcounseling. In 21 landen zijn er
scholingscursussen die op de preventie van risico's en schade zijn gericht. In Malta
bijvoorbeeld is dergelijke scholing op individuele basis beschikbaar voor drugsgebruikers die
poliklinisch worden begeleid.

De gemeenschappen en gezinnen van drugsgebruikers spelen een grote rol bij de
schadebeperkende activiteiten in de lidstaten en in de meeste landen zijn er specifieke
informatiepakketten voor hen beschikbaar. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld worden
gezinnen betrokken bij trainingen om overdosering te voorkomen, teneinde het aantal DRD's
te verminderen.

Straathoekwerk is een veelgebruikte strategie om infectieziekten te voorkomen. Deze
strategie is ofwel op straat, ofwel in de recreationele setting, zoals bij danceparty’s/"raves", in
alle lidstaten goed geïmplementeerd, zij het met geografische variaties binnen de landen. Zo
bestaan er bijvoorbeeld in heel Italië straathoekprojecten en laagdrempelige diensten, terwijl
de verscheidenheid aan faciliteiten met de tijd is genomen. Daarnaast is in een aantal streken
van het land onlangs mobiele methadonbehandeling geïntroduceerd.

Groepsgenoten ("peers") en vrijwilligers worden in de meeste lidstaten (19) systematisch
bij het straathoekwerk betrokken. Er is informatie beschikbaar met betrekking tot de
scholing van groepsgenoten en vrijwilligers, zij het dat informatie over hun concrete
betrokkenheid bij het straathoekwerk beperkt is. In bijvoorbeeld België wordt (voormalige)
drugsgebruikers geleerd om boodschappen te verspreiden over de preventie van hiv en
overdosering.

In de grote meerderheid van de lidstaten (20) bestaan er netwerken en
samenwerkingsverbanden tussen de bij het straathoekwerk betrokken instanties, zij het
dat het aantal instanties in een aantal landen erg klein is. Het is zeer hoopgevend dat Litouwen
en Letland dit beleid op korte termijn zullen implementeren.

Voorzieningen voor de behandeling van drugsverslaving bestaan in alle lidstaten en de
landen passen opiaatsubstitutietherapie toe (Cyprus is bezig met de voorbereiding van
dergelijke behandelingsprogramma's). Er zijn onderhouds- en detoxificatieregimes om
respectievelijk het drugsgebruik te stabiliseren en te verminderen/beëindigen.

Opiaatsubstitutietherapie is een veel gebruikte strategie om het aantal DRD’s te
verminderen, en in bijna alle landen (24) is substitutietherapie met methadon en/of
buprenorfine beschikbaar, ondersteund door psychosociale zorg. Zweden was bijvoorbeeld
het eerste land dat onderhoudsbehandeling met methadon verstrekte, en momenteel loopt er
een streng, hoogdrempelig methadon-onderhoudsprogramma.

Verscheidene onderzoeken laten een verband zien tussen onderhoudsbehandeling van
opiaatgebruikers en een verlaging van het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen. De
effectiviteit zou nog kunnen toenemen met hogere doses en met psychosociale interventie als
aanvulling op de behandelingsprogramma's.

Wat de preventie van oneigenlijk gebruik van vervangende stoffen betreft meldden bijna
alle lidstaten (22) dat maatregelen zoals nauwkeurige registratie, inname onder toezicht,
urineonderzoek en het dagelijks ophalen van de medicatie, zijn genomen om weglekken naar
de zwarte markt te voorkomen. Estland en Slovenië gaven bijvoorbeeld specifiek aan dat de
implementatie van het beleid om oneigenlijk gebruik te voorkomen een uitvloeisel van de
aanbeveling is.

Testen/screenen op infectieziekten is in 19 lidstaten over het hele land beschikbaar en in
drie landen in bepaalde geografische gebieden. Op drugsgebruikers gerichte preventie- en
educatiemethoden, alsmede specifieke behandelingsprogramma’s voor de preventie van
infectieziekten zijn in 15 landen over het hele land beschikbaar en in vijf landen in specifieke
geografische gebieden. Vaccinatiecampagnes voor hepatitis B, die specifiek op
drugsgebruikers zijn gericht, zijn in 15 landen over het hele land beschikbaar en in vijf andere
landen in bepaalde gebieden. Zo gaven bijvoorbeeld in Luxemburg de National Focal Points
(NFP’s)3 in 2005 de aanzet tot een actie- en onderzoeksprogramma dat voorziet in “on-site”-
onderzoek (hep. A, B, C, en hiv) en vaccinatie (hep. A, B) door gespecialiseerde nationale
non-gouvernementele organisaties (NGO's). Vaccinatieprogramma’s bestaan er in de hele
EU, maar zijn niet altijd specifiek op drugsgebruikers gericht.

Omruilprogramma’s voor naalden en spuiten bestaan er in 24 lidstaten, in 15 van deze
over het hele land. Distributie van condooms vanuit drugsdiensten is met enkele
uitzonderingen (2) in de hele EU voorhanden. Er is gebleken dat omruilprogramma’s voor
naalden en spuiten, in combinatie met informatie- of educatiestrategieën die zich op
drugsgebruikers in hun dagelijkse omgeving richten, zowel doeltreffend als kosteneffectief
zijn wat het verlagen van risicogedrag onder injecterende drugsgebruikers betreft; hierdoor
kunnen ze overdracht van infectieziekten waarschijnlijk voorkomen.

Alle landen hebben een beleid dat ervoor zorgt dat nooddiensten worden geschoold en
geoutilleerd om overdosering te behandelen en in de meeste landen (20) hebben ambulances
routinematig de opiaatantagonist naloxon aan boord. Het medisch personeel dat bij
nooddiensten werkt, krijgt echter in slechts 10 landen specifieke scholing om overdosering
van drugs te behandelen.

Het laatste subpunt onder dit punt van de aanbeveling vraagt om ondersteuning voor
scholingsactiviteiten die tot een erkende kwalificatie leiden voor beroepskrachten die
verantwoordelijk zijn voor de preventie en beperking van gezondheidsrisico’s die met
drugsverslaving samenhangen. In bijna alle lidstaten (22) bestaat een dergelijk beleid.
Scholing voor straathoekwerkers en beroepskrachten die werkzaam zijn op het terrein van
onderhoudsbehandeling, is beschikbaar in respectievelijk 21 en 20 landen. In 19 landen zijn er
voorzieningen voor de scholing van mensen die in laagdrempelige diensten werkzaam zijn.

• Schadebeperkende diensten in gevangenissen
Het EWDD meldt dat de "lifetime"-prevalentie van injecterend drugsgebruik onder
gevangenen in Europa tussen 7% en 38% ligt. Een beleid om drugsgebruikers in
gevangenissen toegang te geven tot dezelfde diensten als welke voor drugsgebruikers buiten
de gevangenissen beschikbaar zijn, bestaat in 20 lidstaten en wordt binnenkort in vier landen
geïntroduceerd.

Het achtergronddocument vermeldt dat omruilprogramma's voor naalden en spuiten in
gevangenissen waarschijnlijk doeltreffend zijn als het gaat om de vermindering van het delen
van naalden door injecterende drugsgebruikers en de overbrenging van drugsgerelateerde
infectieziekten. Mogelijk verminderen ze ook het aantal abcessen.

De distributie van drugsparafernalia4 is geen gangbare praktijk in de gevangenissen (slechts in
11 landen). Drie landen bieden gelegenheid tot het omruilen van naalden en spuiten in
gevangenissen. Zo is bijvoorbeeld in Spanje in 38 gevangenissen een omruilprogramma voor
naalden en spuiten voorhanden.

Substitutietherapie en detoxificatiebehandelingen zijn in gevangenissen in respectievelijk 17
en 19 landen beschikbaar, zij het dat de dekking sterk wisselt. Distributie van condooms in
gevangenissen vindt in 16 landen plaats.

• Integratie van schadebeperking met de sociale en geestelijke gezondheidszorg
De lidstaten geven aan dat schadebeperking op beleidsniveau als een integraal onderdeel van
de (geestelijke) gezondheidszorg en sociale zorg wordt beschouwd, maar volgens het
achtergronddocument wordt deze integratie niet altijd in de praktijk gebracht: "De lidstaten
blijven worstelen met drugsgebruikers die zowel een afhankelijkheidsprobleem als een
geestelijk gezondheidsprobleem hebben (comorbiditeit of dubbele diagnose) en de terugkeer
van voormalige drugsgebruikers naar een regulier arbeidsleven en normale behuizing is nog
vaak problematisch".

Drieëntwintig landen hebben een beleid om een goede integratie te bevorderen tussen
enerzijds de gezondheidsdiensten (waaronder geestelijke-gezondheidsdiensten) en de sociale
zorg, en anderzijds de gespecialiseerde activiteiten die op risicovermindering zijn gericht. In
vier vijfde van de landen wordt dit als geïmplementeerde praktijk gemeld. Zo voorziet
bijvoorbeeld in Frankrijk het RMS-programma (Réseau Micro-Structures) in zorg voor alle
soorten verslaafde patiënten door artsen, sociaal werkers en psychologen.
Desondanks lijkt de implementatie van het beleid nog verdere ontwikkeling te behoeven,
omdat het heel moeilijk blijkt om een volledig geïntegreerd systeem van zorg voor
drugsgebruikers op te zetten.

3.3. Aanbeveling punt 3 – Kwaliteitsgarantie, monitoring en evaluatie
Niet alle lidstaten zien kwaliteitsgarantie, monitoring en evaluatie als een taak van de
nationale overheid. In het algemeen onderschrijven zij echter de noodzaak van meer aandacht
voor en een grotere gebruikmaking van wetenschappelijke gegevens betreffende
schadebeperkende praktijken. In landen met een federale of gedecentraliseerde structuur zijn
de taken tussen de verschillende competentieniveaus verdeeld. In andere landen worden
kwaliteitsgarantie, monitoring en evaluatie als een taak voor onafhankelijke
wetenschappelijke organisaties beschouwd.


Beoordeling, monitoring en evaluatie van schadebeperkende diensten en faciliteiten in de lidstaten
De meeste lidstaten (19) geven aan dat beleidsbeslissingen specifiek zijn gebaseerd op
wetenschappelijk bewijs van effectiviteit. Verscheidene lidstaten hebben onderzoeks- en
evaluatieprojecten om schadebeperkende interventies (bijv. substitutieprogramma’s,
straathoekwerk, naaldomruil) te onderzoeken. Zo meldt bijvoorbeeld Duitsland een evaluatie
van substitutietherapie (methadon en heroïne). Litouwen meldt zijn "Blauwe Bus"-
naaldomruilproject, dat maandelijks en ook door middel van onderzoeken (“surveys”) bij
cliënten wordt beoordeeld. In Hongarije heeft het Nationaal instituut voor drugspreventie de
SZIP-database ontwikkeld om wetenschappelijk bewijs van effectiviteit breed beschikbaar te
maken, dat wil zeggen door het samenvoegen van programma-informatie en wetenschappelijk
onderzoek. Slowakije geeft aan dat de resultaten van internationaal onderzoek stelselmatig
voor de ontwikkeling van interventies en beleid worden gebruikt.

In het algemeen zijn de lidstaten het eens over de noodzaak van beoordelingen in de
beginfase van programma's, maar vaak stellen ze dit niet als voorwaarde bij de keuze van
programma's en interventies. In Ierland bepaalde een uitgangsbeoordeling echter de mate van
dekking van hepatitis B-vaccinatie van drugsgebruikers, teneinde een proefproject te
ontwerpen om de preventieve zorg met betrekking tot infectieziekten voor injecterende
drugsgebruikers te verbeteren.

De ontwikkeling van evaluatieprotocollen voor de evaluatie van interventies wordt vaak
beschouwd als een taak voor wetenschappelijke instellingen die zich met kwaliteitsevaluatie
bezig houden. Sommige lidstaten, zoals de Tsjechische Republiek en Denemarken, hebben
protocollen en richtlijnen ontwikkeld als onderdeel van hun drugsbeleid. In Cyprus
bijvoorbeeld heeft de wetenschappelijke commissie van de Antidrugsraad specifieke
richtlijnen ontwikkeld voor drugsbehandelingscentra om minimale kwaliteitsnormen te
kunnen garanderen. In Griekenland vormt evaluatie in elk programma onderdeel van het
beleid. Dit deel van de aanbeveling wordt in 12 landen als gerealiseerd gerapporteerd.
In 14 lidstaten is er een beleid dat is gericht op ondersteuning van de ontwikkeling van
kwaliteitsevaluatiecriteria. Dergelijk beleid bevindt zich vaak nog in een vroeg stadium van
ontwikkeling. In Finland bijvoorbeeld wordt in het actieprogramma inzake drugsbeleid voor
2004-2007 de wenselijkheid uitgesproken van de ontwikkeling van een kwaliteitsraamwerk
voor verstrekkers van drugsdiensten. Het EWDD heeft een aantal handleidingen en
monografieën over kwaliteit en evaluatie opgesteld5, maar landen geven niet specifiek aan dat
ze deze gebruiken.

Drieëntwintig lidstaten geven aan dat ze zich houden aan de vijf sleutelindicatoren van het
EWDD6. Sommige lidstaten voeren echter nog niet alle vijf uit. Het EWDD geeft de
individuele landen ieder jaar feedback op de kwaliteit van de door hen geleverde informatie
en mogelijke tekortkomingen daarin. Nationale verslagen worden doorgaans op nationale
websites gepubliceerd.

Negentien lidstaten geven nadrukkelijk aan dat de resultaten van de evaluatie bijdragen
aan de verbetering en ontwikkeling van het preventiebeleid inzake drugs. De landen
melden dat de evaluatie van nationale drugsstrategieën en actieplannen steeds belangrijker
wordt, maar slechts een beperkt aantal landen blijkt systematische evaluaties uit te voeren om
de effectiviteit van specifieke interventies te beoordelen. Veel evaluatieprogramma’s zijn niet
specifiek op schadebeperkende interventies gericht maar op het bredere terrein van
vermindering van de vraag naar drugs. In bijvoorbeeld Polen leidde een evaluatie van
drugsbehandelingsprogramma's voor vrouwen in gevangenissen om terugvallen te voorkomen
tot de opname van nieuwe doelstellingen in het Nationaal programma voor drugspreventie. In
Portugal is de nationale drugsstrategie "Horizonte 2004" zowel intern als extern geëvalueerd,
hetgeen resulteerde in nieuwe aanbevelingen, zoals de verdere ontwikkeling van bestaande
initiatieven om risicobeperkende en schademinimaliserende programma's (bijv.
substitutieprogramma's, spuitomruil, campagnes voor het gebruik van condooms) te
verbeteren.

De evaluatiescholingsprogramma's voor verschillende niveaus en doelgroepen zijn in 14
lidstaten geïmplementeerd. De NFP's worden vaak genoemd als (co-)organisatoren van
dergelijke scholingsprogramma's, maar deze vormen volgens de rapportage geen onderdeel
van de reguliere curricula voor beroepskrachten in de verslaafdenzorg. In de Tsjechische
Republiek bijvoorbeeld zijn kwaliteitsnormen voor diensten op het terrein van
verslavingsbehandeling ontwikkeld en geïmplementeerd binnen een scholingsprogramma
voor beroepskrachten, en in Oostenrijk maken kwaliteitsgarantie en evaluatie onderdeel uit
van de curricula voor drugsspecifieke vervolgopleidingen.

Veertien lidstaten gaven aan dat zij een beleid hebben dat alle actoren en belanghebbenden
in staat stelt een rol te spelen in het evaluatieproces, maar slechts zeer weinig lidstaten
geven concrete voorbeelden van participatie en betrokkenheid. In Nederland bijvoorbeeld is
een systeem van "cliëntraden" gecreëerd voor patiënten in de gezondheidszorg, inclusief de
verslavingszorg. In Spanje is de betrokkenheid van belanghebbenden in de evaluatie een
prioriteit in het Nationaal actieplan inzake drugs.

Er zijn bi- en multilaterale programma's ontwikkeld waaraan verscheidene lidstaten
deelnemen, en 21 lidstaten geven aan dat zij een beleid hebben om uitwisseling en
samenwerking met anderen te stimuleren. Het blijkt dat er nu meer samenwerking bestaat
tussen deze landen en zelfs met derde landen. De landen werken tevens samen met de
Commissie, door middel van bijvoorbeeld het Gemeenschapsprogramma inzake de
volksgezondheid, om competenties en deskundigheid binnen de EU uit te wisselen. Het Phare
Twinning-programma van de EU7 is een belangrijk instrument om de samenwerking te
versterken tussen de oude en de nieuwe landen die in 2004 bij de EU zijn gekomen. Zeven
landen geven aan dat de aanbeveling een belangrijk instrument is geweest in de ontwikkeling
van dit soort activiteiten.


4. CONCLUSIES
(1) In alle lidstaten zijn beleid en activiteiten gaande die in sterke mate een afspiegeling
vormen van de maatregelen die in de aanbeveling worden geadviseerd en in de
meeste nieuwe lidstaten wordt het document als een belangrijke ondersteuning voor
beleidsontwikkeling beschouwd. De aanbeveling heeft tevens als criterium
gefungeerd voor de implementatie van schadebeperkende interventies. Omdat het
niveau van implementatie binnen en tussen de landen varieert, is het van belang om
de ontwikkeling van schadebeperkende maatregelen en de implementatie van
schadebeperkende diensten/faciliteiten te continueren als onderdeel van een
geïntegreerd systeem van preventie en zorg.

(2) In bijna alle lidstaten bestaat er beleid om een goede integratie tussen de
gezondheidsdiensten (inclusief geestelijke-gezondheidsdiensten en sociale zorg) en
gespecialiseerde schadebeperkende diensten te stimuleren. Deze inspanningen om
programma's binnen het algemene gezondheidszorgsysteem te integreren moeten
worden geïntensifieerd en gecontinueerd.

(3) Substitutietherapie met methadon en buprenorfine, ondersteund door psychosociale
zorg, is in alle lidstaten beschikbaar, en de beschikbaarheid is het afgelopen
decennium aanzienlijk toegenomen. De mate waarin de verstrekking aan de geschatte
behoefte voldoet, verschilt echter tussen de landen. De toegankelijkheid, dekking en
duurzaamheid van deze diensten dienen te worden gegarandeerd.

4) De gegevens over de beschikbaarheid van schadebeperkende diensten/faciliteiten, die
door het EWDD werden verzameld, zijn alomvattend en van hoge kwaliteit. De
informatie over de toegankelijkheid van dergelijke faciliteiten en de mate waarin er
gebruik van wordt gemaakt, met speciale aandacht voor risicopopulaties, dient echter
verder te worden verbeterd teneinde een overzicht te krijgen van de situatie in de
verschillende landen, met duidelijke vermeldingen van de dekking als een
kernelement in de beleidsevaluatie. Daarnaast dient ook het niet-naleven van de vijf
sleutelindicatoren van het EWDD te worden aangepakt.

(5) Bijna alle lidstaten hebben maatregelen uitgevoerd om infectieziekten onder
drugsgebruikers in gevangenissen te voorkomen. Schadebeperkende interventies in
gevangenissen binnen de Europese Unie zijn echter nog niet in overeenstemming met
het gelijkwaardigheidsprincipe dat door de Algemene Vergadering van de VN8,
UNAIDS/WHO9 en UNODC10 is aanvaard en dat gelijkwaardigheid vereist tussen de
gezondheidsdiensten en zorg (inclusief schadebeperking) in de gevangenis en die
welke buiten de gevangenis beschikbaar zijn. Daarom is het van belang dat de landen
schadebeperkende activiteiten voor gevangenissen zodanig aanpassen dat ze de
behoeften van drugsgebruikers en het personeel in gevangenissen vervullen, en dat
ze de toegang tot de diensten verbeteren. De continuïteit van deze diensten, en de
kwaliteit en toegankelijkheid daarvan, dient na vrijlating uit de gevangenis
gegarandeerd te zijn.

(6) In de lidstaten neemt het besef toe dat het noodzakelijk is om beleid te ontwikkelen
dat op onderzoek en feiten is gebaseerd, en om "evidence-based"-activiteiten te
implementeren, waaronder activiteiten om gezondheidsschade te voorkomen en te
beperken. Het kritisch evalueren van dergelijke maatregelen, een betere monitoring
en grondig onderzoek dienen een integraal onderdeel te worden van het algemene
beleid om drugsgerelateerde schade te voorkomen en beperken, zoals is weergegeven
in de aanbeveling, de drugsstrategie van de EU 2005-2012 en het EU-actieplan
inzake drugsbestrijding 2005-2008.

(7) Momenteel wordt in de lidstaten een reeks van uiteenlopende methoden toegepast
om schadebeperkende diensten en faciliteiten te beoordelen, monitoren en evalueren.
Het is dan ook aan de lidstaten om informatie over de beste praktijken inzake
dergelijke methoden te bespreken en uit te wisselen, teneinde een gestandaardiseerde
aanpak en instrumenten te ontwikkelen voor de verzameling van objectieve,
betrouwbare en vergelijkbare informatie.

(8) Tot slot is het van het grootste belang om te zorgen voor synergie tussen het beleid
en initiatieven met gezondheidsgerelateerde aspecten en mogelijke verbanden met
drugsgebruik (bijv. geestelijke gezondheid, preventie van hiv/aids, drugsverslaving
op het werk, drugs/medicijnen en autorijden).


5. FOLLOW-UP VAN DE AANBEVELING VAN DE RAAD VAN 2003
De rapportage inzake de implementatie van de aanbeveling beslaat een periode van ten
hoogste 1,5 tot 2 jaar. Deze periode is nog veel te beperkt om een betrouwbaar beeld te geven
van de invloed van de aanbeveling op het nationale schadebeperkende beleid, diensten en
faciliteiten. Bovendien zijn tijdens de rapportageperiode nieuwe landen lid van de EU
geworden (2004).

Dientengevolge dient dit verslag primair te worden gezien als een uitgangsmeting voor de
implementatie van de aanbeveling van de Raad. Tevens kan het fungeren als een
uitgangsoverzicht van bestaande schadebeperkende maatregelen in de EU voor de evaluatie
van het actieplan van de EU inzake drugsbestrijding 2005-2008.

De Commissie stelt zich tot doel om deze exercitie te herhalen in het kader van het volgende
actieplan van de EU inzake drugsbestrijding 2009-2012, om te onderzoeken of de
implementatie van het beleid, de diensten en de faciliteiten met betrekking tot
schadebeperking zijn verbeterd. De Commissie zal dan in staat zijn om, tezamen met de
lidstaten, af te wegen of er behoefte is aan meer aanbevelingen.

De Commissie zal daarnaast doorgaan met het ontwikkelen van initiatieven op gebieden die
nauw samenhangen met de aanbeveling van de Raad, waarbij actief rekening wordt gehouden
met beleid en praktijken die substantiële invloed zouden kunnen hebben op het slagen van
haar belangrijkste activiteiten. Twee specifieke gezondheidsacties die verband houden met
drugspreventie zijn opgenomen in het actieplan van de EU 2005-2008 (acties 12 & 13.2):
• een voorstel voor een aanbeveling van de Raad met betrekking tot drugs en gevangenissen;
de gevangenispopulatie heeft een groot aandeel drugsgebruikers, en de gevangenissetting
is een urgent onderwerp wat drugsgebruik, en met name injecterende drugsgebruikers
betreft;

• een verslag over de situatie met betrekking tot de behandeling van drugsverslaving en de
uitwisseling van goede praktijken tussen de EU-landen; meer dan een half miljoen
personen krijgen in Europa substitutietherapie.


Het volksgezondheidprogramma
Het volksgezondheidprogramma van de Gemeenschap omvat acties met betrekking tot
drugspreventie, die gericht zijn op het aanpakken van gezondheidsdeterminanten; dit zijn
multidimensionale issues die aan een aantal belangrijke gezondheidsproblemen zijn
gekoppeld.

Het programma inzake drugspreventie en informatie voor 2007-2013
Activiteiten zullen de implementatie van de drugsstrategie van de EU ondersteunen door de
financiering van projecten en activiteiten op het terrein van vermindering van de vraag naar
drugs, inclusief schadebeperking.

Activiteiten met betrekking tot vermindering van de vraag naar drugs dienen aan de
volgende terreinen te worden gekoppeld:

• Preventie van hiv/aids
Het injecteren van drugs is een belangrijk vehikel voor de transmissie van hiv/aids. In de
mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de bestrijding
van hiv/aids in de Europese Unie en de buurlanden, 2006-200911, wordt een actieplan
beschreven voor activiteiten met betrekking tot hiv-preventie en wordt de noodzaak
aangegeven van synergie met de belangrijkste preventieactiviteiten. Een sleutelpunt is de
ontwikkeling van op maat gemaakte scholingscurricula voor beroepskrachten die een functie
hebben bij de diensten (preventie, behandeling en zorg) voor mensen met hiv/aids en
populaties die speciaal gevoelig zijn voor hiv/aids (waaronder intraveneuze drugsgebruikers
en migranten). De denktank inzake hiv/aids is bovendien een vruchtbaar forum geworden
voor de uitwisseling van ervaringen en informatie tussen de partners.

• Alcoholpreventie
In de context van meervoudig drugsgebruik moeten ook alcoholgerelateerde schade en
drugsgerelateerde schade in samenhang worden gezien. De mededeling van de Commissie
met betrekking tot een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten in het verminderen van
alcoholgerelateerde schade12 omvat de stimulering van een effectieve gedragsverandering
onder kinderen en adolescenten op scholen en in gezinnen en andere toepasselijke
omgevingen, alsmede de vermindering van verkeersongelukken die samenhangen met alcohol
en meervoudig drugsgebruik.

• Bevordering van de geestelijke gezondheid
Drugsgebruik gaat vaak samen met geestesziekte. Verbetering van de toegang tot medische en
psychiatrische behandeling voor drugsgebruikers blijft een belangrijke uitdaging voor het
volksgezondheidbeleid. Het Green Paper betreffende de geestelijke gezondheid, dat in
oktober 2005 door de Commissie werd gepubliceerd13, bevat een voorstel voor de
ontwikkeling van een strategie inzake de geestelijke gezondheid op EU-niveau. Dit wordt nu
voorbereid en dient te worden gecoördineerd met andere initiatieven volgens de verschillende
beleidslijnen in de Gemeenschap, zoals de drugsstrategie van de EU voor 2005-2012.

• Betrokkenheid van de maatschappelijke organisaties
Er moeten inspanningen worden gepleegd om de indirecte schade te verminderen die
drugsgebruikers anderen kunnen berokkenen. Drugsgebruikers moeten actief bij deze
inspanningen worden betrokken. Het Groenboek inzake drugsbeleid en burgermaatschappij in
de Europese Unie, dat de Commissie in juni 2006 heeft goedgekeurd14, gaat dieper in op de
mogelijkheden om de betrokkenheid van de maatschappelijke organisaties te verbeteren.

• Drugs/geneesmiddelen en autorijden15
In de context van het vervoersbeleid wordt het issue van meervoudig drugsgebruik en
autorijden aan de orde gesteld. De Commissie is tevens medefinancier van een project dat
DRUID ("DRiving Under the Influence of Drugs, alcohol and medicines") wordt genoemd, in
het kader van het zesde raamwerkprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

• Drugsverslaving op het werk
De Commissie is momenteel bezig met het opstellen van haar strategie inzake veiligheid en
gezondheid op het werk voor 2007-2012. Er moeten concrete initiatieven worden ontwikkeld
ter ondersteuning van specifieke volksgezondheidsactiviteiten die drugsverslaving op het
werk aanpakken.



Notes:
The new Member States and Candidate Countries are not included in this graphic due to the
lack of retrospective data in most of them.

A few countries did not provide data for some years (see Statistical Bulletin 2006 [Table
DRD-2]). To correct this situation, it has been used the computation method defined in the
report "European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (2001). Co-ordination of
the implementation of the EMCDDA standard guidelines on the drug-related deaths in the EU
Member States, and the collection and analysis of information on drug-related deaths. Project
CT.99.RTX.04, Co-ordinated by the Trimbos Institute. Lisbon: EMCDDA.

Ten countries provided information for 2004 and six did not. Therefore, the figure for 2004 is
provisional, based in comparing 2003 and 2004 only for those countries with data for both
years. The trends for those countries that provided information can be seen in the figures with
trends by country. Number of cases per country per year are presented in Statistical Bulletin
2006 .

The EMCDDA estimates the yearly number of acute DRDs (overdoses) in the EU since
1990 to be from 6500 to over 9000.

Recently published estimates show that a substantial proportion of mortality among young
adults in some EU urban areas can be attributed to opioid use. In addition, HIV transmission
is continuing to be a concern in specific injecting groups across Europe, although most
countries report low rates of newly diagnosed HIV infection attributable to drug injecting and
estimate the HIV infection rates among injectors to be below 5%. A far more negative picture
presents itself for rates of infection with the hepatitis C virus (HCV), which remain almost
universally high among drug injectors.

Since 2000, many EU countries have reported decreases in DRD numbers. In 2004, however,
there was an increase. While the number of DRDs is still far too high from a longer-term
public health perspective, a better availability of drug treatments and increased coverage of
harm reduction services in recent years seem to have had an impact.

Figures from the background document on "prevention and reduction of health-related
harm associated with drug dependence - an inventory of policies, evidence and practices
in the EU relevant to the implementation of the Council Recommendation of 18 June
2003".

The document is available in print (EN) and can be downloaded (EN, FR, DE) at the
following web address: http://ec.europa.eu/health/ph_determinants/life_style/drug_en.htm
The Trimbos Institute extracted and analysed relevant data, in particular from the EMCDDA
sources (the NFPs coordinated by the EMCDDA confirmed and updated the information
provided for the Recommendation point 2), the projects funded under the ‘Programme of
Community action on the prevention of drug dependence’ and the ongoing Public Health
Programme, the projects funded under the 4th, 5th and 6th Framework Programmes for
Research and Technological Development as well as from some field organisations, the
World Health Organization (WHO), the Pompidou Group (PG), and the Joint United Nations
Programme on HIV/AIDS (UNAIDS). Finally, a literature review was conducted to identify,
assess and summarise scientific evidence on harm reduction interventions and approaches.

 
Blog Directory - Blogged